Samenloop van Omstandigheden
Oorzaak en Gevolg?
Toeval of Opzet
door
Freek Stegehuis
Is alles van te voren bepaald?
“Het zij zo”, Dan is het je tijd” of “Zo God het wil”, dragen de gedachte in zich, dat alles vooraf bepaald is. Of dat zo is kunnen we alleen vaststellen door de waarnemingen rondom ons heen, die wij opdoen. De wereld bestaat uit tegenstellingen. Je kunt alleen maar thuis komen als je bent weggegaan. Dat houdt in dat je deur uit moet voor je de straat op komt. Zo volgt het één op het ander. Als je de deur uit gaat om suiker te kopen, is dat het gevolg van de lege suikerpot. We kunnen dus vaststellen dat een bepaalde handeling een reden heeft en voortvloeit uit een oorzaak. De moeilijkheid is of deze handelingen voortkomen uit onze levenswijze of vastgesteld zijn dat zij gebeuren. Iemand die veel suiker gebruikt zal deze handelingen meer plegen, dan degene die weinig suiker gebruikt. Hier hebben we te maken met een persoonlijke instelling.
Weersverwachting
In de natuur zijn de weersomstandigheden nooit hetzelfde. Alleen de jaargetijden verlopen volgens een tamelijke regelmaat. Zomers schijnt de zon het langst en is de opwarming het sterkst. In de winter is de zon zwak en schijnt kort, waardoor de opwarming minimaal is. De opeenvolgende jaargetijden worden niet evenredig warmer en kouder, want de zomers kunnen koel zijn en de winters mild. Dat houdt in dat het jaarlijkse verwachtingspatroon van het weer, door de ontstane veranderingen, niet voorspelbaar is.
De meteorologie spreekt daarom verwachtingen uit die in een bepaald gebied redelijk kunnen kloppen. Als er gezegd wordt: ‘Hier en daar een bui’, dan kunnen zij niet met zekerheid zeggen waar ‘hier of daar’ is. Laat staan dat zij kunnen verklaren, waarom in de ene straat het windstil is en op dat zelfde moment in een andere straat een bries opzwelt.
Feit is dat de lege suikerpot en de bries een oorzaak hebben. De oorzaak is soms bij benadering te herleiden, maar vaak in het geheel niet. Het enige dat gezegd kan worden is dat het een oorzaak heeft met gevolg.
Toeval of Opzet?
Ondanks deze voorbeelden een samenloop van omstandigheden zijn rijst de vraag: “Is dit toeval of opzet?” Toeval is voor velen een gevoelig woord. De betekenis van toeval is, dat de dingen onverklaard samen-, = toevallen. Ook hier oorzaak en gevolg. Dus de omstandigheden hebben hun beloop. Je kunt ze niet herleiden. Ze vinden plaats en er is geen aantoonbare veroorzaker. Zou er wel een veroorzaker zijn, dan is er sprake van opzet. Het lijkt een onmogelijkheid een briesje in de straat als opzet te zien. Welke hogere macht zal zich bezighouden met zo’n onbenulligheid?
En dan een ongeluk met dodelijk gevolg. Er kan gezegd worden: “Het is zijn tijd geweest”, maar welke hogere macht is bezig zo’n rampzalig ongeluk voor te bereiden? Je kunt je dan afvragen of het wel een hogere macht genoemd mag worden. Met zo’n voorbereiding staat het brein wel op een laag pitje.
Toch blijft er de gedachte: “Hoe kan dit gebeuren?” Er is een uitvinder van de fiets en een uitvinder van de auto. Door hun uitvinding is dat vreselijke ongeluk met dodelijk gevolg ontstaan. Het is toch niet mogelijk hun de schuld te geven van dit ongeluk, want zij hebben deze voertuigen ontworpen met een andere opzet. De gebruikers van deze voertuigen hebben de verantwoording met de konsekwentie, dat niet de uitvinder maar de gebruikers van deze voertuigen verantwoordelijk zijn. Niet de hogere macht noch de uitvinders hebben debet aan dit ongeluk. De gebruikers van deze voertuigen hebben niet adequaat gereageerd op de verkeersomstandigheden, met de konsekwentie: oorzaak en gevolg. De samenloop van omstandigden is toeval en heeft plaatsgevonden door de uitvindingen en dat was niet hun opzet.
Verschillende Oorzaken
Een feit kan twee verschillende oorzaken hebben. Twee zusters A en B gaan onafhankelijk van elkaar naar de supermarkt om hun proviand aan te vullen. A woont een kwartier lopen van de winkel. B één uur. Zij gaan allebei om 11uur de deur uit. B komt om 12 uur bij de winkel. A heeft schoenen nodig en struint diverse schoenenwinkels af. Dat neemt drie kwartier in beslag en komt ze 12 uur bij de supermarkt. Zij zien elkaar met: “Gòò da’s toevallig”. Laten we op het terras een kopje koffie drinken, want ik heb een leuke boodschap. De dames hebben al gezegd, dat het toeval is.
Nu het zelfde geval, maar met voorafgaande kennis. B belt A. Ze vraagt A om haar 12 uur te ontmoeten bij de supermarkt op het terras, want zij heeft een leuke boodschap. Het komt goed uit, want beiden moeten naar de supermarkt om hun proviand aan te vullen. Het tafereel verloopt verder als boven omschreven. Alleen het: “Gòò da’s toevallig” ontbreekt, want de ontmoeting is van te voren afgesproken, dus opzet.
Beide gevallen zijn een samenloop van omstandigheden. Het eerste spontaan dus toeval het tweede met wederzijds overleg dus opzet.
Biologische Voorbeelden
Er zijn voorbeelden genoemd van fysieke natuurkrachten en menselijke handelingen. In de biologische natuur zijn ook verschijnselen die duidelijk maken hoe de situatie is.
Als in het voorjaar de natuur ontluikt is de plantenwereld rijk in bloei. Bomen en kruiden produceren het pollen die vooral in het vroege voorjaar door windbestuiving de vrouwelijke stampers bevruchten. De voortbrenging van het stuifmeel is zo groot, dat bij plassen op de bodem het wateroppervlak geel bedekt is door de pollenlaag. De voortbrenging van dit stuifmeel bereikt niet zijn doel, maar gaat verloren en zijgt met het water in de bodem. Slechts een klein deel bereikt het doel van bevruchting. Waarom deze overdaad? De totale opvulling met stuifmeel, van het in beweging zijnde waaioppervlak maakt de trefkans betrekkelijk zeker. De rest gaat verloren. Er is hier sprake van een kans en dat is toeval.
Bij insectenbevruchting is het niet anders. Een klein deel van het pollen wordt overgebracht voor bevruchting, het leeuwendeel wordt opgegeten, raakt in de honingpot of gaat verloren. In het pollen zit een chromosomenpakket, die onderling in kwaliteit verschillen. Er is geen zekerheid dat het beste chromosomenpakket de bloem bevrucht. Dat kan net zo goed, als op bovengenoemde manier, een andere bestemming krijgen, dus toeval.
Na de bevruchting ontwikkelt zich een spore of zaad. Er is een grote variatie, zoals stofzaden, kleefzaden, haakzaden, vleugelzaden, springzaden en vruchtzaden. Zij zijn afhankelijk van de wind of levende organismen, die ze transporteren. Door ongekende omstandigheden haken ze af of zweven neer door de zwaartekracht. Komt een haakzaad of kleefzaad in een konijnenhol terecht, dan mist het zijn doel en sterft af. Ook wordt een groot deel gegeten. Zaden en vruchten dragen afweerstoffen, waardoor ze wel door de één en niet door de ander gegeten kunnen worden. Dit bevordert de variëteit van de levende gemeenschap. De opzet van het zaad, de ontkieming gaat echter teloor en mist zijn doel. Er ontstaat door het sterven, dus het oorspronkelijke doel missen, een grotere variatie aan levensvormen. Ook hier blijkt weer de dood de basis van het leven te zijn. Aan het dier is te zien, dat het zaad er niet opzettelijk is neergelegd, want het wordt er niet heen gedreven, maar door honger zoekende treft het zijn voedsel.
Massaliteit van Voortbrenging
Naast de opmerkelijke grote verscheidenheid aan zaden is er jaarlijks een voortbrenging aan zaden, net als het stuifmeel, die op een nodeloosheid wijzen. Nemen we een beukenboom, die kan 100 jaar of ouder worden. In die tijd hoeft hij slechts één zaad voort te brengen voor zijn vervanging. Zijn regeneratie bedraagt jaarlijks vele duizenden zaden. Een lieve lust voor voedselzoekenden, waardoor het zaad in de kiem gesmoord wordt. Al die zaden missen hun doel van voortplanting. Toch ontkiemen er vele zaden. Soms 2 of 3 cm uit elkaar, terwijl de boomstam een doorsnede van meer dan een meter kan bereiken en zijn bladerdek een omtrek van minstens 6 meter.
De zaden zijn glad en vallen loodrecht naar beneden, rondom de boom. Bij ontkieming wordt het een strijd op leven en dood om het licht. In wezen is het een nutteloze voortbrenging, waarbij de dood vele malen het leven overtreft. Het is moeilijk hier opzet in te vinden, want alleen het toeval om op de juiste plaats te vallen geeft de kans van leven.
Alle zaden worden niet gegeten. Bij het genoemde zaad in het konijnenhol is het mogelijk dat de bodem in de miljoenen jaren versteend en vinden de geleerden in de fossielen van nu dat er toen dat zaad was. Is het slechts dit ene zaadje dan is de kans van vinden vrijwel nihil. Maar we weten dat er talloos vele zaden zijn die kunnen fossiliseren en wordt de kans, is het toeval, het te vinden groter.
Het Doel Missen
Bij het stuifmeel en de zaden is er op gewezen, dat er een schijnbaar nodeloze overmaat is. Deze overvloed is er om de trefkans te vergroten. Er is dus geen zekere of gestuurde trefkans, maar wordt bepaald door de hoeveelheid, waardoor de kans het te missen vrijwel nihil wordt, dus toeval. De rest van het stuifmeel en het zaad mist zijn doel. Het blijkt, dat het doel missen is ingesloten om de trefkans te vergroten.
Het is als in een loterij. Als er een miljoen loten verkocht worden treft er één de hoofdprijs, maar is niet bekend wie dat is. Het rad draait en wijst zonder voorkeur een nummer aan en dat is het lot = toeval van de loterij. Is het lot niet verkocht, dan blijft de prijs uit
In de natuur is de hoofdprijs net zo betrekkelijk, want het beste chromosoompakket kan zijn doel van bevruchting missen. Welke vorm van opzet dan ook, is in de natuur niet terug te vinden, dan alleen het toeval.