Wet, Recht,
Aanmatiging,
Straf.
door
Freek Stegehuis
1. Wetboek van Strafrecht
Het “Wetboek van Strafrecht” geeft aan, dat we een handboek met verordeningen hebben samengesteld en van daaruit bepalen, wat iemand wel of niet mag doen en aan de hand van negatie ons aanmatigen een straf te stellen. Er zijn twee vormen van terechtzetting:
De eerste is de opvoeding, waardoor er een gedragsorde wordt gesteld, om de onderlinge leefbaarheid en de wellevendheid te vergroten. Dit vloeit voort uit een samenlevingsverband, die gebaseerd is op gevoel, ervaring en inzicht.
De tweede is gebaseerd op onderhandelingen, waarbij wederzijdse partijen elkaar een bepaalde genoegdoening toezeggen en verwacht wordt, dat die nageleefd en/of volbracht wordt en wordt recht genoemd.
Hoe zijn deze wetten ontstaan? Vele wetten hebben een godsdienstige achtergrond zoals de tien geboden. In de vele godsdiensten zitten onderling meer tegenstellingen dan overeenkomsten, die ook weer in de wetgeving tot uitdrukking komen. Er kan dan vastgesteld worden dat juist deze godsdiensten met de daaraan gepaarde culturen een bron van onrust teweeg kunnen brengen.
Recht
Maar wat is recht? In de natuur komt geen recht voor. Schijnbaar is alles gebaseerd op het recht van de sterkste. Elk levend organisme eist het leven op van een ander levend organisme, plantaardig of dierlijk, om voort te bestaan. Dat geeft de indruk dat de sterkste de zwakkere overwint en als offer dient voor zijn leven.
Er bestaat in de natuur territoriumbezit. Die is geheel gebaseerd op het vermogen dit in bezit te nemen en eigen soortgenoten buiten te sluiten. En dat bezit is er niet langer, dan de potentie van verdediging. Geen rechtmatig bezit, maar afgedwongen door overmacht. Die potentie kan afnemen door een fysiek sterkere tegenstander, dat kan ontstaan door het ouder worden. Overdracht aan jongere nazaten bestaat niet.
Daarnaast bestaat het kat en muisgedrag, waarbij territoriumbezit niet direct noodzakelijk is. De fysiek sterkere en behendigere kan door deze kwaliteit in zijn levenseisen voorzien. Maar de natuur heeft nog andere mogelijkheden. Kleinheid, waardoor het niet waarneembaar is en de massaliteit, die hebben het zelfde resultaat. We voeren nog steeds een hevige strijd tegen virussen en bacteriën, die hele levensgemeenschappen kunnen uitroeien. Ook parasitisme is een ongekende mogelijkheid zich in leven te houden door deze trapsgewijze kleinheid. Vlooien, en luizen zijn in onze moderne hygiënetechniek, haast onbekende begrippen geworden. Naast hun ongekende zuigtechniek brachten zij in het verleden verwoestende epidemieën over. Dieren kennen onze hygiënetechnieken niet en zijn afhankelijk van hun natuurlijke afweersysteem, om zich staande te houden.
Dit nemen wij waar als de primaire levensbehoefte, die ten koste gaat van welke levensvorm dan ook. Deze harde en wrede levensvorm plachten gelovigen als schepping aan te duiden en wordt de schepper als “Liefdevolle God” aanbeden. Dit is dan een natuurwet om het totale leven in goede vorm en gezondheid te houden. We kunnen vaststellen, dat door het uitbannen van het zwakke leven, inderdaad de gezondste en de aan omstandigheden aangepaste, levend over blijven. Een liefdevolle schepping is dit zeker niet te noemen.
Gij zult niet doden
Het: “Gij zult niet doden,” bestaat niet. Alleen door het doden ontstaat de mogelijkheid van voortleven. De natuur laat duidelijk zien, dat er geen ander mogelijkheid is. Planten zijn autotroof en geven aan, dat zij uit schijnbaar dode materie levend materiaal opbouwen. Planten hebben de potentie om uit anorganisch materiaal, organische stoffen op te bouwen. Die vormen cellen, die de fysieke mogelijkheid hebben te groeien, te delen en een bepaald lichaam te vormen. Een vraag rijst dan: “Bestaat er dode materie?” Met een scheikundedoos wordt al geleerd, dat verscheiden elementen met elkaar reageren. Door toevoeging aan elkaar kunnen er chemische reacties ontstaan, die zich uiten in verandering van het bestaande.
Dit gaat gepaard met bruisen, verkleuring, geur, smaak, temperatuurverschil en lichaamsprikkeling. Zijn deze chemische reacties van anorgane materie niet te onderkennen als verrichtingen, die wij in ons leven waarnemen? Dan is de bewustwording van deze waarnemingen in feite het leven. Dit houdt in dat het leven is gelegen in de dynamiek van materie en dat een bepaalde vorm van zijn, op dat moment verandering in zich draagt. Dat kan door onttrekking of toevoeging van een ander element over gaan tot een ander zijn en is het voorgaande zijn veranderd. Dus is het leven de totaalsom van bepaalde atomaire reacties. Luguber betekend dit, dat een overledene op het volgende moment in ontbinding gaat omdat het vervuld is met bruisend leven. In de natuur bestaat zodoende alleen oorzaak en gevolg. De oorzaak is de dynamiek, De dynamiek ontstaat door de tegenstellingen van + en -, waar door aantrekking en afstoting beweging ontstaat. Die beweging kan een zacht bruisende oplossing zijn van kalksteen met zoutzuur, maar kan ook een heftige explosie zijn van hydrogenium met oxygenium.
Dit houdt in dat er in de natuur geen recht bestaat en de gebeurtenissen alleen veroorzaakt worden door de dynamiek. De onderlinge reacties zijn onder bepaalde omstandigheden altijd het zelfde en dat noemen wij natuurlijke wetmatigheden. Dus de natuur is onderhevig aan strenge wetten en die zijn onveranderlijk.
Wij hebben een regering om te bezien of een bepaalde wet nog gehandhaafd kan worden of aangepast moet worden aan de veranderde omstandigheden. Er kan dan ook vastgesteld worden, dat het daarom geen wet is, maar een verordening. Een rivier stroomt binnen zijn dijken. Stijgt het waterpeil dan stroomt het over de dijken of de dijken begeven het door de druk. Niettemin blijft het water binnen de dijken. Alleen het overtollige water stroomt er over.
De Dood, de Basis van het Leven
Ondanks zijn hevige beladenheid, moet dan vastgesteld worden dat de dood in feite niet bestaat. Wij doden, -van graankorrel tot walvis-, om in leven te blijven. Alleen de huidige conserveringstechniek geeft de indruk, dat het anders is. Na het doden houdt de ademhaling op en daarmee de verbranding en gaat over in omzetting van aangepaste brandstof voor ander(soortig) leven.
DE Diverse Levensvormen
Er zijn veel levensvormen, waarbij duidelijk is vast te stellen, dat zij levende organismen nodig hebben om in leven te blijven. Kijken we naar de dieren, dan zien we dat de meest vreedzame, de herbivoren, zich te goed doen aan grassen en planten. Gaat de plant er niet dood aan, dan is toch het blad of de spriet levend celweefsel, dat opgegeten wordt en dus sterft.
Bij carnivoren is het al gelijk duidelijk, zij zijn op dierlijk celweefsel aangewezen, die zij levend inslikken of doden.
Keren we terug naar de mens dan is de levensstrijd niet anders. Ook wij doden om te leven. Dan mag je vegetariër zijn, ook die brengen met de grootste gemoedsrust een struik andijvie om zeep of roeien een bed spinazie uit. Zij verlustigen zich in bloemkool, de geslachtsorganen van de betreffende plant, eten brood waarvoor ±1m²graanhalmen nodig zijn voor de embryo’s, die vermalen worden voor dat brood of lekkere koekjes, of het wordt geplet voor een bord pap. Peulen, de baarmoeder met vrucht, is een delicatesse en de foetus van diverse zaden, de taugé, is smaakverhogend in het gerecht.
Bij planten en bomen is dat moeilijker vast te stellen. Zij bouwen levende celstoffen op uit anorganisch materiaal. Maar hoe dan ook en in welke lange tijd, uiteindelijk zou al dit anorganische materiaal ten behoeve van de opbouw van de plant omgezet worden in organisch materiaal en is de anorganische materie verbruikt, waardoor het leven ophoudt. Of de aarde zou te klein zijn, waar door ruimtegebrek zij zichzelf verstikken.
De dood openbaart zich al in de groei van de boom. Groei betekend groter worden. De takken worden meerder en langer. De buitenkant vangt het licht op zodat het niet naar binnen kan dringen en ontneemt daardoor het licht aan de binnenkant. Het gevolg is dat die bladeren afsterven. De takken krijgen te weinig voedingsstoffen en sterven ook af. In verloop van tijd stoot de boom de takken af door autoamputatie.
In het najaar stoot de boom zijn blad af. Het blad is geen zelfstandig leven, maar wel een orgaan, dat door zijn chlorofyl, het mogelijk maakt, dat de boom zijn levensproces kan volbrengen. De boom stoot door het verminderde licht, in betoverende kleuren het blad af en valt dood op de aarde. De overlevingskans van de boom wordt groter om zich aan te passen aan het gereduceerde licht en de koude. Het dode blad valt als een warme deken op de grond en beschermt de wortels tegen de vorst. Hier blijkt de dood van het blad uitermate belangrijk te zijn voor de voortzetting van het leven van de boom.
Niet alleen de boom, maar ook andere levende organismen vinden bescherming tegen de winterse koude. In het voorjaar verteren de in de bodem levende organismen het blad, waar zij eerst bescherming in vonden en leveren hun bijdrage, in de omzetting van dit blad, in primaire mineralen. Ook hier blijkt de dood zinvol te zijn en een bijdrage te leveren in de voortzetting van het leven.
Maar planten belagen elkaar ook. Hengel en Vogellijm, zijn parasieten, die zich ten koste van hun gastplant, in hun levensbehoefte voorzien. Dan blijkt Vetkruid en Zonnedauw nog verder te gaan en de gratie van het leven te hebben, door de dood van dierlijk celweefsel.
Maar hoe vriendelijk zijn planten onderling? Als we naar het kiemende zaad onder de boom kijken, dan zien we dat de nakomelingen een hevige strijd om het licht voeren en slechts een enkeling weet te overleven.
Andere Levensvormen
Er zijn nog andere levensvormen die een minder gewelddadig karakter hebben dan de hierboven genoemde levensvormen. Als eerste noemen we de mutualen of symbionten. Zij worden veelal als samenlevers genoemd die de plant helpen bij de eiwitvorming. Planten bouwen hun structuur op met cellen die verhard zijn door cellulose en weer soepelheid en weerstand verkrijgen door lignine. Dat zijn suikers. Maar de plant bouwt nog andere suikers, die nodig zijn voor voeding en de stofwisseling. Die suikers worden deels omgebouwd in eiwitten.
Voor die opbouw heeft de plant maar een matige potentie en is aangewezen op (straal)bacteriën en blauwalgen, die in gallen, hoofdzakelijk op de wortels, in hun parasitaire levensproces, de noodzakelijke eiwitten vormen. Evolutionair wordt de plant als primaire levensvorm gezien en is deze symbiose met het gevolg nitrificatie, niet dodelijk opofferend. Je zou bijna zeggen een volmaakte levensvorm. Toch is het een wederzijdse voedselonttrekking, dus parasitair.
Er is al vermeld hoe de plant door groei en overwintering partiële zelfdoding toepast. Deze dood is niet ontstaan door overmeestering voor voedselvoorziening. Toch wordt ook dit hout en blad en vele andere organische stoffen zoals de feces verteerd. Hierbij spelen vooral de paddenstoelen een grote rol, maar ook insecten en bacteriën. Een recycling, waar geen recht aan te pas komt, maar wel zorgt, dat er nieuw leven ontstaat en het leven kan voortbestaan.
Hier is geen sprake van recht. De groei maakt voormalig leven overbodig, dat sterft ten behoeven van nieuw ontspruitend leven. Het is een koude straffe natuurwet, waaraan geen enkele konsekwentie gebonden is.
3. De Mens
Eén van de laatste voortbrengsels in dit ontwikkelingsproces is de mens. Die heeft ook een lange levensfase van ontwikkeling doorgemaakt van Homo A. afarensis tot Homo sapiens. De vele voorgaande mensachtigen geven door hun verdwijnen, op de lange termijn aan, dat zij niet meer aangepast waren aan de omstandigheden. Dit betekend niet, dat de Homo sapiens wel aangepast is. Alleen, dat onze voorgangers beter aangepasten voortbrachten. Dus is de evolutie: voortdurend beter aangepasten voortbrengen. Niet alleen hun bestaan, maar ook hun levenswijze is door de wetenschap uitgediept en kan er alleen maar vastgesteld worden, dat de mens van een primitieve levenswijze gegroeid is naar meer complexiteit. Van op het veld voedselzoekende naar domesticerende nomaden en uiteindelijk een vaste vestiging vinden, die leidt naar verstedelijking.
Misschien in deze context is het nuttig naar onze laatste 1½ eeuw te kijken. We zien nu hoe de kinderen de digitale verworvenheden met gemak oppakken. Hun ouders hebben er veelal meer moeite mee. Hoe zouden de betovergrootouders van deze ouders in de huidige maatschappij kunnen overleven. Het fysieke verschil van deze generaties is niet zo groot. De maatschappelijke veranderingen wel.
Er ontstaat dan ook een ander verband van familie naar conglomeraat, waarin de verhoudingen gecompliceerder worden. Ook de levenswijze verandert, waardoor er andere normen gesteld worden. Maar die groeien met de veranderingen mee. In familieverband heeft een ieder nagenoeg een vaststaande taak, die hoofdzakelijk geslachtelijk gesteld wordt. Er ontstaat een natuurlijke werkverdeling, waar vrouwen de taak opgelegd krijgen kinderen te behoeden en de mannen de taak voor voedselvoorziening en verdediging. De “tien geboden tijd” bij uitstek. Dat vinden we ook in de natuur. Vrouwtjes moeten de jongen zogen en de mannetjes verzorgen de vrouwtjes. Dat is een opgelegde wetmatigheid, want gebeurt dit niet, dan sterft het uit.
Die wetmatigheid gaat nog veel verder. Ooit gezien dat er drie Charolaiskalveren in een omrastering liepen bij het Pluismeer te Baarn. De beesten zochten elkaar niet op, vraten en liepen verder doelloos rond. Na twee weken zette Natuurmonumenten er een koe bij en liepen zij gevieren een graasroute. De koe had in de kortste tijd het geheel in gareel en gezorgd voor kuddegedrag. Ook als de vogels jongen hebben horen we dat er een vermaan en waarschuwingssysteem is, want het stemgeluid is veel gevarieerder. Er is in de natuur een wet van overleefbaarheid. En die ligt in aanvaarding en gehoorzaamheid.
Natuurlijke Verscheidenheid
Een belangrijke keuze is zich van de grond te verheffen, door een klimvermogen op te bouwen. Vooral de voorpoten ontwikkelen zich tot grijporganen, waardoor er een grotere vaardigheid ontstaat. Daardoor zijn katten behendiger met de bal dan honden. Eekhoorns zijn nog verder gegaan en zitten rechtop als zij een dennenkegel uitknagen. Er ontstaat een knaaggedrag dat zeer geordend is. Maar het zijn nog steeds werkzaamheden met de bek.
De mens heeft het zover gebracht dat hij alleen heeft te kauwen en weg te slikken. Het eten wordt handmatig bereid en eist een minimale spierspanning van de kaken. Daarbij, de rechtopstaande houding vereist weinig draagkracht van de nekspieren, waardoor het strottenhoofd zich kan ontplooien en geluiden gearticuleerd kunnen worden tot woorden die een betekenis in zich dragen, waardoor de hersencapaciteit toeneemt.
Die uit zich in ervaren, herinneren en gevolgtrekken. Dat is een bewustwording die leidt tot ingrijpen in de bestaande situatie. Daar waar de situatie niet begrepen wordt, wordt gezocht naar een verklaring.
4. Natuurlijke Omstandigheden
Dan blijken er overweldigende natuurlijke omstandigheden te zijn, zoals donder en bliksem, wateroverlast en overstromingen door regen en bulderende stormen. Dat zijn omstandigheden die een tegenstelling in zich dragen.
Water kan gewelddadig dorpen wegspoelen en andere rampzalige gevolgen teweeg brengen. Aan de andere kant is het ons levensvocht en houden we het maar heel kort vol, zonder een koele lafenis. Ondanks de bedreigingen schromen we niet het tot ons te nemen.
Voor een goede oogst zijn we afhankelijk van de soms dreigende neerslag. We verheugen ons op het donkere samentrekken van het wolkendek, die na een flitsende donderslag, met de koele neerslag op de verzengende akker, het ontloken groen weer fris en monter doen optrekken.
Ook een angstig gierende storm, die aan het strand het zand opjaagt, dat striemend langs het aangezicht schuurt kan levensbedreigend zijn. Zij ontwortelt bomen of die knappen als luciferhoutjes. Een orkaan of tyfoon hebben een duizelingwekkende vernielkracht. Maar zij kun nen omslaan in een koele bries, die na een hete dag onder een ritselend bladerdek, ons met een verademende zucht behaagt.
Deze storm en deze bries zijn alleen maar voelbaar en hoorbaar en niet grijpbaar. Zij zijn niet zichtbaar, alleen hun kracht is soms met ontzetting waarneembaar. Zelfs bij onze pasgeborenen is het voelbaar, want door hun adembries nemen we waar, dat zij de levensgeest hebben ontvangen. Zo nemen we ook door deze adembries waar, dat onze dierbaren de levensgeest hebben gelaten.
De adem is iets oneigenlijks, zij is voelbaar en waarneembaar en bij koude soms zichtbaar, omdat de adem dan in een witte sluier, nog steeds niet grijpbaar oplost in het niets. En dat niets is in staat de hiervoor genadeloze uitwerking te doen ontstaan. Maar dat niets veroorzaakt ook de vreedzame adembries die soms als een witte sluier van ons vliedt. Ligt hier niet de parallel met onze spookgedachte en geest?
De Goddelijke Overmacht
Thans, en dat is pas sinds de vorige eeuw, hebben we een verklaring voor deze processen. Een orkaan geven we een naam, we geven aan wanneer hij verwacht wordt en hoe groot zijn stootkracht kan zijn. Indien nodig wordt er een evacuatieplan opgezet.
Dat is het verschil met de vroege mens zonder wetenschap en de hedendaagse mens met wetenschap. Zonder wetenschap is er geen verklaring mogelijk. Maar de ervaring van het harmonische leven door de adembries en de geweldadige bedreiging van de storm, zijn krachten, die vele malen onze overredingskracht overtreffen. Het gevolg is personifiëring van deze krachten en de GODDELIJKE OVERMACHT is geboren.
Dan rijst de vraag bij de primitieve mens: ”Waarom deze natuurlijke gewelddadigheden”. Zij hebben gedragsregels, een primitieve nog niet geschreven wetgeving. Door deze wetgeving ontstaat de overtreding! En wie overtreedt niet eens de wet? Ook van elkaar wordt de overtreding gezien. Hoe dan ook, er is altijd een schuldige te vinden wiens daad niet geduld wordt door de Overmacht en de verklaring voor de straf is gevonden.
Sodom en Gomorra is daar een sprekend voorbeeld van. En zo beleeft elk volk, bergbewoners, boeren en plattelandbewoners, kustbewoners -, ieder in hun eigen omgeving, -vulkaanuitbarstingen, aardbevingen, bodemverschuivingen, overstromingen en uitdroging -. De omschrijving van deze straffen liggen in de aard van de bewoners. Zo kunnen we velerlei uitleg verwachten in de diverse godsdiensten, mythologieën en sagen.
Dat in tijden dat er nog geen wereldwijde berichtgeving is, dus ook geen wederzijdse beïnvloeding. Thans in ons digitale tijdperk, horen we al tijdens de gebeurtenis, dat er, nauw aangegeven, zich elders een ramp voltrekt. Door middel van hulp en donaties wordt getracht de ramp te lenigen.
Tegenwoordig denkt niemand meer aan straf. Het zijn natuurrampen, die zowel in steden als op het land plaats kunnen vinden. Soms worden zij vooraf vastgesteld, maar ook achteraf kan wetenschappelijk verklaard worden waardoor de ramp zich voltrok. Dan kunnen we ons afvragen: “Wat is het verschil van Sodom en de omgeving Warmoesstraat?” Want deze omgeving staat bekend om zijn frivole levenswijze en ontucht. Dat is niet alleen in deze omgeving, maar iedere stad van allure elders heeft een identieke omgeving. Juist daar voltrekken dergelijke rampen zich niet.
In de natuur bestaat geen straf, zij is denkbeeldig en vloeit voort uit de menselijke wetgeving. De natuur kent geen recht, dus ook geen straf, alleen oorzaak en gevolg en die is aan strenge wetten gebonden.
Menselijke Wetgeving
De menselijke wetgeving groeide gestaag verder. Dat komt door de samentrekking van gemeenschappen in steden en dorpen. De levenswijze, maar vooral de levensbehoefte wijzigt enorm. Er ontstaat werkverdeling, want er moet niet alleen voedsel verschaft worden, maar ook producten. Dat leidt tot ruilhandel, waarin vooral een ruilmiddel, dus geld, bij uitstek past. Dat eist waardebepaling van deze producten en afspraken van levering. Daaruit ontstaan verschillen, die bijgelegd moeten worden door derden. Een groei van stamoudsten tot rechtscollege.
De werkverdeling heeft ernstige konsekwenties in ons doen en denken. Je concentreert je op de eigen productie en kan de andere productiemogelijkheden niet meer of gedeeltelijk bijhouden. Vele voedingsmiddelen zijn geconserveerd en geven amper aan dat zij van het land komen. Als je vraagt:”Waar komen de doperwten vandaan?” is er de kans, dat men antwoord: “Uit blik”. Dat is ook met een bal gehakt, ze kunnen geen mug kwaad doen, maar zitten ‘s avonds met andijvie, er lekker van te smullen en hebben amper de gedachte, dat hiervoor een dier is omgebracht en een plant.
Beschaving
Zo heeft ieder land zijn eigen wetgeving opgebouwd met een brede gedachtegang van gods dienst en de daaraan gepaarde cultuur. Die zijn niet altijd met elkaar in overeenstemming en zeker niet altijd stichtend. Dat zien we vooral in de lange duur van slavernij met zijn onmenselijke martelingen. Maar ook als we een boek lezen als: “De Geschiedenis van de Menselijke Beschaving”. Dan blijkt de beschaving maar spaarzaam aanwezig te zijn. Getuige de vele oorlogen waarbij de overwonnene zich heeft aan te passen naar de eisen van de overwinnaar. Een treurig verhaal van onderdrukking en uitbuiting. Dagelijks lezen we over oorlog of de dreiging daarvan ergens in de wereld. Onderdrukking is nog steeds niet van de baan, met het gevolg volksopstanden. In wat rustiger landen zijn er stakingen en regelmatig wordt er wel eens een directeur gepakt wegens corruptie of fraude. In de pers en op de radio lezen we en horen we dagelijks de vele gevallen van diefstal.
Diefstal
Er is al gezegd:”In de natuur bestaat geen recht”, dus ook geen diefstal. Ieder pakt naar kracht en behendigheid wat hij pakken kan.
Als er broodresten op straat liggen en er komt een zwerm meeuwen aan, dan lijkt dat op een gevecht of het ‘een lieve lust is’. Ze scheren er op af en elk pakt wat hij pakken kan. Soms pakken ze met zijn tweeën een snee brood en rukken het uit elkaar, waarbij wederzijds soms een hauw wordt gegeven. Geen van tweeën maakt het verwijt van:”Ik had het het eerst”. Zijn zij verzadigd dan vliegen ze weg en laten de resten liggen. Geen één denkt aan morgen en ook niet aan de wederzijdse snavelhauw, want haat, wrok en vergelding zijn geen natuurlijke gedachten.
Heeft een leeuw een prooi gedood en verlustigd zich in een kostelijke genoegdoening, kan het gebeuren, dat er een meute jakhalzen aankomt. Met hun grote bijtvermogen, kunnen ze door hun kleinheid en daardoor grotere wendbaarheid pijnlijke verwondingen toebrengen. De koning der dieren kiest het hazenpad en de prooi komt de meute te goede.
Zo is de natuur, zonder rechtscollege. De mens daarentegen heeft het recht gecreëerd. Door zijn verstand, verzamelzucht en hebzucht zag hij wel de zekerheid van voedsel voor morgen en nam de resten in bezit. Deze resten hadden tegoed kunnen komen aan andere voedselzoekende. Dus ons verstand en de daaraan gepaarde hebzucht ontnemen dit voedsel aan andere. Wij nemen onrechtmatig ten eigen baat in bezit en is het natuurlijke gebruik ontwricht. Ook bezit heeft een lange weg van gemeenschappelijk tot particulier bezit.
De vestiging van een vaste nederzetting brengt territoriumbezit met zich mee. Niet alleen grondgebied voor het onderkomen. Ze leerden zaden verzamelen, waardoor de voedselvoorziening binnen het bereik lag en de veeteelt was een reeds verworven kennis, die landbouwgrond en weidegebied vereisen. Wederom onteigening van grondgebied aan de natuur.
Door de landbouw en veeteelt ontstaat de behoefte aan bescherming, want dit is arbeidstijd die beloond wordt door de opbrengst van de oogst. Het is niet alleen voor eigen verzadiging, maar deels als handelswaar. Het is nu niet meer pakken wat je pakken kan, maar beschermen wat je bezit.
Dit is een menselijk ingrijpen in de natuur en wordt de natuurwet uitgeschakeld en menselijke wetgeving ingevoerd. Er groeit door de millennia heen recht en plicht, waarbij recht bezit betekent en plicht onvermogen. Door de geschiedenis heen groeit dat uit van koningrijken tot keizerrijken, die verbrokkelen tot adeldommen en groeien we van slavernij tot feodalisme.
Zogenaamde bovenaardse krachten worden begrepen en gestaag groeit de wetenschap. De mens verwijdert zich steeds meer van de natuur, door machinale productie en mobiliteit. Er ontstaat een overmatige bevolkingsdichtheid. Voor een onderkomen vormt zich een kunstmatig territoriumbezit door stapelbouw, waardoor een flat van tien verdiepingen er even zoveel kunstmatige woonruimte ontstaat.
Industrie
Deze ontwikkeling stimuleert de industriële ontplooiing. Het feodalisme kwijnt weg en maakt plaats voor de vrije mens (lees: loonslaaf). Er ontstaat een situatie van werkgever~ werknemer. Dan groeit de gedachte ´Hoe komt de werkgever aan het geld?’om de werknemer te betalen.
Met de gedachte: “Zorgen voor morgen”, blijkt morgen in de toekomst te liggen en die biedt meer perspectief, nl. “Zorgen voor de toekomst ”. Dus moet het bezit toenemen. In het prille begin zal er naast een plaggenhut weinig meer op te bouwen zijn, dan een voedselvoorraad. Dat is onderhevig aan bederf, dus wordt dat bezit gematigd. Met de stedelijke ontwikkeling ontstaat er ook een productiebehoefte voor gebruiksartikelen, zodat voedsel een handelsaanbod wordt. Door deze ruilhandel is er een ruilmiddel, geld nodig. Dat is een liquiditeit die bevroren kan worden en vormt zich de mogelijkheid van verzamelen.
Was de overlevingskans eerst kracht en behendigheid, wordt dat nu intelligentie en inzicht. Ook in intelligentie biedt het leven graduele verschillen, die leiden tot bezit, machtspositie en overheersing. Dat bezit wordt beschermd door de aangepaste wetgeving, en is toeeigening door een ander zonder overleg diefstal.
De Huidige Moraal
Tasjesroof, zakkenrollers, inbraak, of fraude en oplichting zijn allemaal omschrijvingen van diefstal. Dit zijn enkele opsommingen van geldontvreemding. Het wetboek is voor een groot deel gevuld met deze omschrijvingen. Met het digitale tijdperk zal dat zeker uitgebreid worden. Maar de vraag is: “Was voor de digitalisatie al alles omschreven of sommige gevallen moedwillig terzijde gelaten?”
Hoe kan iemand zich verrijken? Toch alleen maar, door bezitname, ten koste van een ander! Het primaire:‘zorgen voor morgen’, is principieel:‘onttrekking van het dagelijkse voedselaanbod aan andere levende wezens!’ De tegenhanger van ‘zorgen voor morgen’ heet in de huidige maatschappij ‘winst maken’ en dat is verworden tot een ongekende graaizucht. De lijst van meest gefortuneerden laat sommen zien tot 40 miljard dollar. Dat staat in geen enkele verhouding tot ‘zorgen voor morgen’.
Nemen we Mr. Digitalius (roepnaam Digi), dan heeft hij zich verrijkt door, niet alleen het product te verhogen met grondstof-, productie- en loonkosten, maar vele malen de koopprijs op te voeren door de vraag. Dat is doelbewust misbruik maken van de vraag naar dat artikel en de portemonnée afromen van de consument. Maar ook het personeel krijgt niet zijn waardige loon en dat wordt maatschappelijk bewezen door de regelmatige stakingen. Overleg blijft altijd moeilijk en gaat hoofdzakelijk gepaard met werkonderbreking. Er is hier sprake van een niet omschreven diefstal, dus is de handeling legaal. Is er iemand die van deze legale diefstal €100,00 rooft, dan is het een dief, die de gevangenis indraait.
De laatste crisisjaren hebben de graaicultuur duidelijk gemaakt. Bonussen worden meer benepen uitgevoerd en er is zelfs een roep naar salarisbeheersing met de norm, ‘het inkomen van de minister president’. Verdient die al niet een beetje veel en meer dan hij op kan? Deze roep was meer nationaal dan mondiaal. De crisis heeft zijn dieptepunt bereikt en alles ebt weer weg. De wet blijft de wet, met zijn recht en onrecht en wordt aanmatigend de één veroordeeld tot gevangenisstraf en de ander, een last van 40 miljard dollar dragend, als bestolene verklaard.