Start, Geloof en Godsdienst

Geloof en

GenG
Godsdienst

door
Freek Stegehuis

 

Geloof en Wetenschap

Zover we kunnen nagaan, heeft de mens altijd in een god geloofd. Helemaal nagaan kunnen we dat niet. Daarvoor is een aantoonbare overdracht noodzakelijk. Overdracht van gedachte is mondeling mogelijk. Maar dat is zeer betrekkelijk. Een zin kan gedeeltelijk anders begrepen worden. Op de lange duur zal de overdracht steeds verder van de oorsprong afwijken. Ook zal de toename van ons denken groter worden, dus meer ervaring opgedaan worden, waardoor de bedenkingen van voorheen, niet meer passen in de tijd.
We zien ook dat er voorheen weinig wetenschap was. Dat wordt uiterst traag aangevuld en zien we door de millennia heen, dat er een zeer langzame acceleratie is.
 Zo’n 4000 jaar voor onze jaartelling, zien we sporen van georganiseerd menselijk gedrag, die zich tergend langzaam ontwikkelt. Dat sleept zich voort tot de middeleeuwen. In het midden van de jaren 1800 worden er uitvindingen gedaan, die het begin inluiden van de moderne industrialisatie. Vooral in de 20e eeuw volgen uitvindingen en ontdekkingen elkaar snel op en in de laatste huidige eeuw is de vooruitgang zo groot, dat voor de productie goed op gang is er al verbeteringen liggen van het desbetreffende product.
 Evoluerend moet er dan omgekeerd evenredig vastgesteld worden, dat de eerste mensachtige vrijwel geen wetenschap kenden. We zien dan ook, dat de hominidae er uiterst primitief uitza-gen.

Dierlijk Gedrag

Toch is er geen reden om te veronderstellen, dat onze verre voorouders geen hersenactivitei-ten ontplooiden. In de evolutie hebben niet alleen de hominiden, maar ook de apen al een meer gevorderd hersenvolume, dan andere meer primitieve beesten. Honden tonen een zekere intelligentie. Dat is waar te nemen in de dressuur. Hier worden ze door oefening gedreven naar een gerichte opleiding, die een bepaald nut dient. Dit toont aan, dat zij een uitgevoerde handeling herinneren en toe kunnen passen. Dat houdt in dat zij bv bij rood licht moeten stoppen en bij groen licht door moeten lopen. Dat wil niet  zeggen, dat zij deze handelingen moeten of kunnen overdenken of beredeneren.
 Het kan ook zijn, dat zij spontaan een handeling uitoefenen. Als zij tegen een deur aansprin-gen, gebeurt er niets. Toch gebeurt het een keer dat zij tegen de kling aanspringen en slaat hij open. Zo’n beest onthoudt dit en zal er gebruik van gaan maken. Een stap slimmer is die hond, die de kling buitenwaarts kan opentrekken en dan ook nog eens met zijn poot door de kier gaat en hem verder opentrekt. Zo zien we, dat er in het leven graduele verschillen zijn ten op-zichte van gelijksoortige, maar ook ten opzichte van andersoortige.

De Aanvankelijke Mens

De aanvankelijke mens zal door de leefomstandigheden minimaal hersenactiviteiten hebben
gehad en hoeven te ontplooien. We hebben het hier over enkele miljoenen jaren, waarbij zij niet veel anders geleefd zullen hebben, dan andere dierlijke medebewoners.
 Omdat zij tweebenig waren is de snelheid beperkt en vraagt het dierlijk voedsel bemachtigen een zekere list, waarbij hersenprikkelingen belangrijk worden. Het zijn dan de leefomstandig-heden, die de handeling bepalen. Mislukkingen vragen een andere toepassing. Dat vergt her-senactiviteiten, die het inzicht vermeerderen.
 De dagelijkse handeling “van eten wat er te vinden is”, verandert in “en verzamelen wat er overblijft”. Van de natuur uit betekent dit: “ontnemen aan een ander, wat hij nodig heeft om in leven te blijven”. In de natuur zien we, dat iedereen vecht voor zichzelf. Maar zij gaan niet verder, als de honger gestild is. Dus is de begeerte beperkt door en tot het hongergevoel. Waarschijnlijk heeft dat bij de aanvankelijke mens ook zo gewerkt.

Gevolgen van Verzamelen

Door het verzamelen komen er twee zaken naar voren:
1 Dat voedsel aan bederf onderhevig is,
2 Dat voedsel kan ontkiemen.
Het gevolg is, dat er gezocht wordt, het bederf tegen te gaan. De meest elementaire vorm is dan, drogen in de zon en zouten. Deze regel is gauw op papier gezet, maar zal lange tijden vergen alvorens dat inzicht er is.
Het ontkiemen van zaden heeft belangrijke gevolgen. Het kan vermeerdering van het voed-selpakket betekenen. Er zal op de lange duur ook blijken, dat er een plant uit ontstaat. Nog even en het blijkt, dat zij hun eigen voedsel kunnen produceren.
Dit heeft vergaande konsekwenties, want hier is bouwgrond voor nodig. Dus wordt er grond onteigend aan de natuur voor de landbouw. Dit vergt een zekere en noodzakelijke gedragsor-de. De landbouw zal moeizaam verlopen en eist samenwerking. Er ontstaat een door de na-tuur gedwongen sociale band.
Dan worden er kenmerkende zaken waargenomen. Zij gaan bij het groeien ontdekken, dat ook andere wezens zich daar aan tegoed doen. Droogte belemmert de groei en kan zelfs des-astreuze uitdroging teweeg brengen. Wateroverlast veroorzaakt uitspoeling en rotting, maar ook insectenoverlast kan heftige vermindering van de oogst veroorzaken.

Natuurverschijnselen

In voorgaande artikelen is er al over rampzalige natuurverschijnselen gesproken, die sterke indruk hebben veroorzaakt. Niet alleen bij de mens, maar ook bij dieren. Bij een hond zien we bij een flitsende donderslag, dat hij inéénkrimt en met de staart tussen de benen door de knie-ën zakt. Ook de mens ontwaart deze dingen en die hebben geleid tot het geloof in het bestaan van een overmacht.
Groei, bloei en zaadproductie zijn moeilijk te verwerken. Vooral als zij zien dat het oorspron-kelijke zaad door deze groeiprocessen, het zelfde zaad voortbrengt. Zij zien dat bij andere planten, bij dieren en ook zijzelf zijn dit lot beschoren. Zonder voorgaand onderricht, geef daar maar eens een antwoord op. Het is niet vreemd, dat zij dat als het werk van goden zien.        Zodra zij garen gaan spinnen en kleding weven zien zij dat terug in de natuur in de vorm van spinnenwebben. Deze gelijkenis en hoe dat kan, zijn onverklaarbaar. En met het ondergaan van de onverklaarbare natuurverschijnselen is het bestaan van hogere machten haast een van zelfsprekende zaak. Het kan in ieder geval niet tegengesproken worden, want de kennis om het tegengestelde te verklaren is niet aanwezig.

Evolutie in het Geloof

Er zijn vele onverklaarbare dingen zoals liefde, haat, oorlog en vrede. We ondergaan ze, maar kunnen ze niet verklaren. Dan maar toeschrijven aan goden. We vinden ze terug in de Griekse en Latijnse mythologie, in Germaanse en Noorse sagen. Maar ook in het Boedisme die een stap verder is en de reïncarnatie gedachte in zich draagt en legt zo de grondslag, dat ‘de dood de basis van het leven is’. Zij geloven dat het huidige levensgedrag bepaald, hoe je in een volgend leven terug zal komen. Dus zeer slecht, als ongedierte. In de verdere escalatie tot zeer goed, als bovenaardse verschijning.
 Het Jodendom brengt het monotheïsme en ook de hun omringende buren in de Islam. Zo monotheïstisch is het niet, want deze goden hebben allebei een zoon en worden geassisteerd door hogere machten in de vorm van engelen en (boze)geesten. Hier is het veelgodendom teruggebracht tot lagere overheden zoals engelen, dat boodschapper of ambassadeur betekend.

 Dit toont aan dat er ook een evolutie is in de menselijke belijdenis. Een wetenschap van op-gedane ervaringen, aangevuld met goden, daar waar de kennis van verklaring ontbreekt.
 De geschiedenis heeft wel geleerd, dat de duldzaamheid onderling sterk ontbreekt, waardoor er veel spanningen zijn ontstaan, die geleid hebben tot rampzalige oorlogen. Oorlogen leidden tot slavernij. Deze slaven ondergingen een erbarmelijk hard leven zonder mededogen. Een leven zonder uitzicht, waarin de hoop ligt, dat het eens zal eindigen. En die ligt dan in een hiernamaals. Hier hebben we een nieuwe geloofbelijdenis, die geboren is uit lijden met de hoop, dat het eens zal gebeuren. Geen belofte, maar een uit ellende geboren verlangen.
 Met de ontwikkeling van lettertekens worden de overleveringen vastgelegd in geschriften en ontstaan de diverse godsdiensten, die de mondeling overgeleverde rampspoeden en oorlogs-verdriet bezweren en de uit onwetendheid gecreëerde goden meer vorm geven.

Profetie

 Deze geschriften worden in een groot deel van de wereld profetiën genoemd. Maar wat is profetie? Een aan priesters en koningen door god geopenbaarde verrichting. Hoe weten wij, dat profeten door god geïnspireerde mensen zijn? De vele godsdiensten met tegengestelde opvattingen bewijzen eerder het tegendeel.
 Een priester is dagelijks bezig met geschreven teksten, waarin hij gelooft, belijdt en verkon-digt. Hij zal ook wel eens een vers tegenkomen, die twee- of meervoudig uitgelegd kan wor-den. Dat wordt gepeins, dat soms dagen of weken in beslag neemt. En dan ineens vindt hij zijn antwoord. Door zijn ambt wordt dat een ingeving gods genoemd.
 Vindt dat in het gewone leven met wereldse zaken ook niet plaats? Er zijn genoeg boeken waar uitvindingen worden beschreven, hoe mensen bv door een fluitende waterketel werden getart en hersenknagend de stoommachine uitvonden.
 Dit zijn beide oplossingen, waarvan gevraagd kan worden, waarom de één wel en de ander geen inspiratie gods is. Feit is dat de één een praktische oplevering is en de ander weer een nieuwe sekte naar voren brengt, die een verdere verdeeldheid in zich draagt. Dit vinden we terug in de grote verscheidenheid van de reformatie. Maar ook in de katholieke kerk, die verdeeld is in rooms,- oud- en orthodox.
 Ook wordt van deze priesters verteld, dat zij geïnspireerd zijn om zijn schepping te verklaren. De ontstane chaos van deze schepping wordt uitgelegd met de belofte op een vredig herstel voor gelovigen. Tot nog toe is van deze belofte nog niets terecht gekomen en kunnen we alleen maar verergering van de chaos vaststellen. Nu door terrorisme der onderlinge gods-diensten met atoombommen en raketaanmaak, zoals in Iran. Dit alles wordt gedaan in naam van god en hoe hij in andere godsdiensten ook moge heten.
 Onder de slachtoffers zijn vele gelovige mensen, die door andere gelovigen geliquideerd worden. Maar ook kleinschalig gebeurt het dat gelovigen zelfs in dezelfde god elkaar liqui-deren, zoals in Ierland.

Chaos of Kosmos

Het kan toch niet zo zijn, dat al die goden bestaan of dat één van deze goden de ware god is. Als er een ware god is, dan had die toch niet zo’n warboel geschapen op aarde. en had hij zich blijvend kenbaar gemaakt. Een ware vader en moeder laten hun kinderen toch ook niet in de steek. Zover wij de kosmos hebben kunnen ontleden vinden we alleen maar wetmatige preci-sie en geen chaos. 
Wat we zien in het geloof zijn:
Tegenstellingen, door zijn oorsprong.
Verdeeldheid door interpretatie, dat ingeving wordt genoemd.
De verdraagzaamheid onderling nihil is.
Dat uit zich in een ongekende haat, die op school al geleerd werd in de kruistochten. In de middeleeuwen werden de zielen gelouterd door de brandstapel. In het kolonialisme zijn de Indianen en de Aboriginals uitgemoord in de naam van god omdat zij geloofden in hun goden.
 Heden ten dage worden we daarmee geconfronteerd door zelfmoordacties op The Twinto-wers. Ierland met zijn protestanten en katholieken zijn reeds genoemd. Soennieten en sjiiten blazen elkaar met een zekere regelmaat op. Islamieten en kopten zijn uiterst onverdraagzaam. Israel en de omliggende buren zijn van het begin in de bijbel genoemd als aartsvijanden om elkaar te verdelgen.
Zij allen verkondigen de liefde gods en zaaien tegelijkertijd dood en verderf. Hoe we de bijbel ook lezen, de liefde is ver weg. De wet is gebaseerd op oog om oog, tand om tand. Niet straf met als grondslag opvoeding, maar vergelding en desnoods doodgooien met stenen. Je kunt je niet erger voorstellen.
 De zonde: Het simpele overtreden door een appeltje te eten waaraan ­­kennis is gebonden van goed en kwaad. Is dat niet wat wij opvoeden noemen? Leren het goede te behouden en het kwade te mijden? Er kan alleen maar goed zijn als er kwaad is en leren daar onderscheid in te maken.
 De vrouw plukt de appel (moedergevoel?) en wordt veroordeeld, terwijl de man er van zit te smullen. Zij wordt veroordeeld om als zondaar het hoofd te bedekken. Thans niet meer, maar voor de tweede wereldoorlog gingen vrouwen in Nederland met een hoofddeksel ter kerke. In
Zuidelijke landen ondervinden we in vakantie het zelfde bij kerkbezoek of –bezichtiging. Vrouwen moeten hun frivole blote armen bedekken en in vele gevallen het hoofd. Het toppunt is wel de vrouwen, die vermomd lopen of door een spleet in hun gewaad kijken. Voor mannen geld dat niet. Zij mogen er meerdere vrouwen op na houden. In hun polygame wereld verpo-zen zij op hun dan ontblootte lustdekens. En dat zijn dan hun moeders en de moeders van hun kinderen, die satanisch de lustgevoelens opwekken van hun mannen. Manlijke zelfbeheersing wordt niet vereist en geheel toegedacht aan de vrouw.

Conclusie

We zien, het geloof brengt geen enkele genade, want ook het offer om de zonde teniet te doen is gebaseerd op verzoeking, waarin hij na lijdzaam vasten bloedig aan het kruis genageld is. Hij hangt niet aan het kruis, maar aan de door handen en voeten gedreven nagels, waarna hij door uitputting het leven begeeft. Bestaat er geen liefde die een andere uitweg weet? Volgens de leer is de dood ingetreden door de zonde. Hij was zonder zonde en sterft toch. Hier is een tegenspraak. Hij sprak ook de leer tegen want tegen schriftgeleerden zei hij: ”Die zonder zonde is, werpe de eerste steen.” Hij verkondigt dus een andere leer dan de bestaande. Dan is de vraag zal iemand die zonder zonde is wel stenigen? Niets is zondiger, dan iemand dood gooien met een steen.

 

 

Freek Stegehuis
Hilversum
3 april 2012